*Uitgebreidere informatie over indicatoren die betrekking hebben op deze doelstelling is te vinden in de Utrecht Monitor 2023
Doelstelling
Nul meting
Doelstelling 2022
Realisatie 2022
Doelstelling 2023
Realisatie 2023
Doelstelling 2024
1 Energieverbruik gebouwde omgeving in 2050 met 35% afgenomen t.o.v. 2020, alle mogelijkheden voor duurzame energieproductie zijn benut en energie-infrastructuur is aangepast op duurzame bronnen
% minder CO2 reductie uitstoot ten opzichte van 2010
t.o.v. basisjaar 2010
-26% tov 2015
Volgt medio 2024
Oorsprong
Programma besparen
Toelichting
We berekenen de jaarlijkse stedelijke CO2-uitstoot ten opzichte van 2015 op basis van gegevens die landelijk aan gemeenten beschikbaar worden gesteld.
Bron
Klimaatmonitor, Eneco en eigen berekeningen
Analyse
We meten de jaarlijkse stedelijke CO2-emissie ten opzichte van 2015 op basis van gegevens die landelijk aan gemeenten beschikbaar worden gesteld door de Klimaatmonitor en CBS. De nieuwe data lopen minimaal één jaar achter, vanwege de jaarronde afrekeningen op het energieverbruik. In de Voortgangsrapportage Energiein de stad publiceren we over meerdere jaren de meest recent beschikbare gegevens van de stedelijke CO2-emissie. In de periode van 2015-2022 daalde de CO2-uitstoot in totaal met 26%, waarvan 4,5% tussen 2021-2022
De CO2-uitstoot per inwoner daalde in de periode 2015-2022 harder (-32%) dan de totale uitstoot (-26), omdat in dezelfde periode het aantal inwoners groeide (8%).
Aantal afgesloten panden van het aardgas
n.v.t.
750
volgt
1.000
1646
1.500
Oorsprong
Transitievisie warmte 1 en 2
Toelichting
Nieuwe indicator per 1-1-2022
Bron
Netwerkbedrijf Stedin
Analyse
Elk jaar zien we dat gebouwen van het aardgas worden afgesloten; als gevolg van (duurzame) renovatie, sloop/nieuwbouw en/of particulieren die vergaand verduurzamen en van het gas af willen. De echte versnelling volgt pas als het kabinet wet- en regelgeving en de financiële kaders zo heeft ingericht dat een nieuw speelveld is ontstaan voor duurzame alternatieven voor koken en verwarmen.
Elk jaar zien we dat gebouwen van het aardgas worden afgesloten; als gevolg van (duurzame) renovatie, sloop/nieuwbouw en/of particulieren die vergaand verduurzamen en van het gas af willen. De echte versnelling volgt pas nadat we de eerste uitvoeringsplannen voor aardgasvrije wijken in uitvoering gaan.
Percentage duurzaamheid stadswarmtenet Utrecht
n.v.t.
40%
56%
50%
Volgt medio 2024
55%
Oorsprong
Transitievisie warmte 1 en 2
Toelichting
Nieuwe indicator per 1-1-2022
Bron
Eneco
Analyse
Het percentage duurzaamheid kan op verschillende manieren worden uitgedrukt zoals te zien is in het warmte-etiket dat Eneco jaarlijks achteraf publiceert. In deze kolom staat het aandeel hernieuwbaar. Het warmte-etiket wordt opgesteld langs landelijke definities en voorgeschreven berekeningen. De percentages verbeteren door de realisatie van nieuwe hernieuwbare bronnen die invoeden op het warmtenet en het efficiënter maken van het warmtesysteem, zoals het realiseren van warmtebuffers in het systeem. In de samenwerkingsafspraken met Eneco is tevens het aandeel opwek door duurzame bronnen vastgelegd.
GWh/jaar duurzame electriciteitsopwekking, door pv-installaties op grote daken
n.v.t.
22%
57 GWh
65 GWh
Volgt medio 2024
67 GWh
Oorsprong
Programma zon op dak
Toelichting
Nieuwe indicator per 1-1-2023
Bron
Klimaatmonitor
Analyse
De doelstellingen voor grootschalig zon op dak zijn aangepast sinds 2022 van percentage zon op dak naar de hoeveelheid opgewekte elektriciteit door zon op dak. In de Voortgangsrapportage Energie van de stad is over meerdere jaren deze groei in beeld gebracht voor zowel groot-als kleinschalig zon op dak. Sinds oktober 2021 is er netcongestie in de regio Utrecht voor het terugleveren van elektriciteit aan het net. Dit geldt ook voor zon op dak. We verwachten dat dit de komende jaren vertraagd doorwerkt in de realisatiecijfers. Voor 2023 zien we een afvlakkende groei voor zonne-energie. In het uitvoeringsprogramma elektriciteitsinfrastructuur en netcongestie 2023-2026 is aangegeven hoe we de komende jaren met netcongestie aangaan. Stedin en Tennet werken hard aan de uitbreiding en verzwaring van het elektriciteitsnet. We verwachten pas richting 2028 meer ruimte op het elektriciteitsnet. In 2022 was het percentage zon op dak in Utrecht 28% en in 2023 36% (raadsbrief 2 februari 2024). Vanaf 2023 rapporteren we in de begroting over de hoeveelheid opgewekte elektriciteit in GWh. Het omrekenen van de percentages naar GWh zou op basis van een aantal aannames moeten gebeuren, zoals bijvoorbeeld het gemiddelde vermogen van een zonnepaneel.
GWh/jaar duurzame electriciteitsopwekking, door pv-installaties op kleine daken
n.v.t.
87 GWh
77 GWh
Volgt medio 2024
67 GWh
Oorsprong
Programma zon op dak
Toelichting
Nieuwe indicator per 1-1-2023
Bron
Klimaatmonitor
Analyse
De doelstellingen voor zon op dak zijn aangepast sinds 2022 van percentage zon op dak naar de hoeveelheid opgewekte elektriciteit door zon op dak. In de Voortgangsrapportage Energie van de stad is over meerdere jaren deze groei in beeld gebracht voor zowel groot- als kleinschalig zon op dak. Netcongestie geldt nog niet voor het terugleveren van elektriciteit van kleinschalig zon op dak. Wel is landelijk aangekondigd de regelingen voor het stimuleren van zon op dak te wijzigen. We verwachten dat dit de komende jaren doorwerkt in de realisatiecijfers.
2 Utrecht werkt aan een gezonde, stillere en veilige leefomgeving
Het percentage inwoners dat vaak overlast van verkeerslawaai ervaart
2010
≤22%
≤22%
30%
≤22%
Oorsprong
Geluidnota Utrecht (2014): het beperken van geluidshinder in de woon- en leefomgeving.
Toelichting
Met geluidsberekeningen, in combinatie met vaste blootstelling-responsrelaties, kan de geluidshinder in de stad in beeld worden gebracht. Maar wat de bewoners er zelf echt van vinden, meten we beter door de inwonersenquête (Utrecht Monitor).
Bron
Onderzoek Utrecht, Inwoners-enquête
Analyse
Het aandeel bewoners dat aangeeft vaak overlast te hebben van verkeerslawaai is met 30% hetzelfde als bij de vorige meting in 2021. De stijgende tendens van de afgelopen tien jaar is daarmee niet doorgezet. Het percentage blijft echter te hoog in vergelijking met de doelstelling
WHO advieswaarden 2005 fijnstof PM10 (=20 μg/m³) en PM2,5 (=10 μg/m³) realiseren
2015
Dalende trend
PM10: min=17; gem =19; max =21 PM2,5: min=9; gem=10; max=12
Dalende trend
verwacht in 2024
Dalende trend
Oorsprong
motie 2015/78
Toelichting
We streven naar het (uiterlijk in 2030) behalen van de advieswaarden voor fijn stof van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Kanttekening daarbij is dat de eigen bijdrage van de stad Utrecht aan de fijn stof concentraties relatief beperkt is.
Bron
WHO/RIVM
Analyse
De concentraties zijn in 2022 toegenomen vergeleken met de voorgaande coronajaren 2020 en 2021. Ten opzichte van de pre-corona tijd is nog steeds sprake van lagere concentraties. Naar verwachting zet de langjarige dalende trend zich voort in 2023. De berekeningsresultaten over 2023 komen aan het einde van het jaar 2024 beschikbaar.
Deze indicator voor de fijnere fractie van fijn stof (PM2,5) is opgesteld op basis van wettelijke verplichtingen. Daarmee sluit het opnemen van deze indicator aan bij de eerder opgenomen indicatoren voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).
Bron
Onbekend
Analyse
Op alle wettelijke toetspunten is in 2022 ook de gemeentelijke doelstelling behaald
Deze indicator voor stikstofdioxide (NO2) is opgesteld op basis van de wettelijke verplichtingen.
Bron
Monitorings-rapportage
Analyse
Aan de wettelijke verplichting wordt ruimschoots gedaan. Op alle wettelijke toetspunten is ook de gemeentelijke doelstelling in 2022 behaald (rekening houdend met toepasbaarheidsbeginsel en blootstellingscriterium).
Monitoringsrapportage Lucht 2019/NSL Monitoringstool
Toelichting
Deze nieuwe indicator maakt relatieve verkeersemissies (= uitstoot) voor stikstofoxiden (NOx) inzichtelijk, waarbij de emissies voor het jaar 2015 op 100 zijn gesteld (index 2015=100).
Bron
Onbekend
Analyse
Ten opzichte van 2015 zijn de verkeersintensiteiten elk jaar toegenomen en zijn regelmatig kleine uitbreidingen aan het wegennetwerk toegevoegd in het model. Ondanks die toenames zijn de verkeersemissies van alle hieronder beschreven stoffen sinds 2015 gedaald. De oorzaak van de dalende emissies is de lagere emissie per voertuig, als gevolg van het steeds schoner worden van voertuigen. De grootste daling treedt op voor PM2,5 en EC. De kleinste daling zit bij PM10, een stof die zowel bij verbranding als bij (banden)slijtage vrijkomt.
Stedelijke verkeersemissies (index emissie 2015=100) Direct uitgestoten NO2
Onbekend
Dalende trend
PM
Dalende trend
Verwacht eind 2024
Dalende trend
Oorsprong
Monitoringsrapportage Lucht 2019/NSL Monitoringstool
Toelichting
Deze indicator maakt het mogelijk de direct uitgestoten stikstofdioxide-verkeersemissies te vergelijken met die in vorige jaren (index 2015=100), onafhankelijk van de weersomstandigheden in het gepasseerde jaar.
Bron
Onbekend
Analyse
Ten opzichte van 2015 zijn de verkeersintensiteiten elk jaar toegenomen en zijn regelmatig kleine uitbreidingen aan het wegennetwerk toegevoegd in het model. Ondanks die toenames zijn de verkeersemissies van alle hieronder beschreven stoffen sinds 2015 gedaald. De oorzaak van de dalende emissies is de lagere emissie per voertuig, als gevolg van het steeds schoner worden van voertuigen. De grootste daling treedt op voor PM2,5 en EC. De kleinste daling zit bij PM10, een stof die zowel bij verbranding als bij (banden)slijtage vrijkomt
Monitoringsrapportage Lucht 2019/NSL Monitoringstool
Toelichting
Deze indicator maakt het mogelijk de direct uitgestoten stikstofdioxide-verkeersemissies te vergelijken met die in vorige jaren (index 2015=100), onafhankelijk van de weersomstandigheden in het gepasseerde jaar.
Bron
Obekend
Analyse
Ten opzichte van 2015 zijn de verkeersintensiteiten elk jaar toegenomen en zijn regelmatig kleine uitbreidingen aan het wegennetwerk toegevoegd in het model. Ondanks die toenames zijn de verkeersemissies van alle hieronder beschreven stoffen sinds 2015 gedaald. De oorzaak van de dalende emissies is de lagere emissie per voertuig, als gevolg van het steeds schoner worden van voertuigen. De grootste daling treedt op voor PM2,5 en EC. De kleinste daling zit bij PM10, een stof die zowel bij verbranding als bij (banden)slijtage vrijkomt
Monitoringsrapportage Lucht 2019/NSL Monitoringstool
Toelichting
Deze indicator maakt het mogelijk de fijn stof verkeersemissies van de fijnere fractie van fijn stof (PM2,5) te vergelijken met die in vorige jaren (index 2015=100), onafhankelijk van de weersomstandigheden in het gepasseerde jaar.
Bron
Onbekend
Analyse
Ten opzichte van 2015 zijn de verkeersintensiteiten elk jaar toegenomen en zijn regelmatig kleine uitbreidingen aan het wegennetwerk toegevoegd in het model. Ondanks die toenames zijn de verkeersemissies van alle hieronder beschreven stoffen sinds 2015 gedaald. De oorzaak van de dalende emissies is de lagere emissie per voertuig, als gevolg van het steeds schoner worden van voertuigen. De grootste daling treedt op voor PM2,5 en EC. De kleinste daling zit bij PM10, een stof die zowel bij verbranding als bij (banden)slijtage vrijkomt.
Monitoringsrapportage Lucht 2019/NSL Monitoringstool
Toelichting
Deze indicator maakt het mogelijk de verkeersemissies van roet/EC (= elemental carbon) te vergelijken met die in vorige jaren (index 2015=100), onafhankelijk van de weersomstandigheden in het gepasseerde jaar.
Bron
Onbekend
Analyse
Ten opzichte van 2015 zijn de verkeersintensiteiten elk jaar toegenomen en zijn regelmatig kleine uitbreidingen aan het wegennetwerk toegevoegd in het model. Ondanks die toenames zijn de verkeersemissies van alle hieronder beschreven stoffen sinds 2015 gedaald. De oorzaak van de dalende emissies is de lagere emissie per voertuig, als gevolg van het steeds schoner worden van voertuigen. De grootste daling treedt op voor PM2,5 en EC. De kleinste daling zit bij PM10, een stof die zowel bij verbranding als bij (banden)slijtage vrijkomt.
Totale milieuschaduwprijs per euro/m2 bruto- vloeroppervlak
Onbekend
0,58
0,63
0,56
0,63
0,54
Oorsprong
Actieplan Utrecht Circulair
Toelichting
Via de indicator Milieu Prestatie Gebouw (MPG) wordt de prijs van de milieuschade van het gebruik van grondstoffen en materialen bij het bouwen van nieuwe woningen in beeld gebracht.
Bron
Onbekend
Analyse
De waarde voor 2023 is €0,63/m²bvo.jr. Deze is ongewijzigd t.o.v. 2022. Wat we zien in de vergunningen is dat van het aantal woningen waarbij een MPG berekening is ingediend voor 98% uit appartementen bestaan. Dit was in 2022 circa 90%. Appartementen hebben doorgaans een wat ongunstiger MPG waarde doordat deze per m² bvo een grotere hoeveelheid materialen gebruiken (denk aan kleinere woningen met veel wanden, dikker vloeren door grotere overspanningen, etc.). Een gelijke MPG kan dan als winst worden gezien; bij gelijke milieubelasting als in 2022 zou die zijn gestegen. Als gemeente hebben wij slechts beperkt invloed op het verlagen van de MPG in nieuwbouw. Vanuit landelijke wetgeving mogen wij hier geen strengere eisen opleggen dan wat in het bouwbesluit (nu besluit bouwwerken leefomgeving) staat aangegeven. De waarde van €0,63/m²bvo.jr is nog steeds aanzienlijk beter dan de landelijke grenswaarde van €0,80/m²bvo.jr (hoe lager hoe beter).
Deze pagina is gebouwd op 06/18/2024 10:32:04 met de export van 06/18/2024 10:16:53