Paragrafen

Financiering

Schuldpositie en -definities

Gemeenten lenen hoofdzakelijk voor investeringen. Het lenen van geld leidt tot een schuldpositie. Een goed zicht op de schuldpositie draagt bij aan het besef dat de uitgeleende gelden voortvloeiende rente- en aflossingsbetalingen beslag leggen op toekomstige inkomsten van de gemeente. Hoe hoger dergelijke betalingen, hoe minder de gemeente aan andere publieke voorzieningen kan besteden.

Schulddefinities

Bij decentrale overheden, waaronder gemeenten, worden verschillende schulddefinities gehanteerd:

  • De bruto gevestigde schuld. Dit betreft het totaal van de aangetrokken korte en lange financiering.
  • De EMU-schuld. Dit is de bruto gevestigde schuld onder aftrek van de leningen die van medeoverheden zijn opgenomen.
  • De netto schuld. Dit betreft het (balans)saldo van enerzijds lang- en kortlopende schulden en anderzijds lang- en kortlopende financiële activa en vorderingen. Zie tabel 2 voor de opbouw van de netto schuld.
  • De netto schuldquote. Hierbij wordt de netto schuld uitgedrukt als percentage van de inkomsten (baten).

Bruto gevestigde schuld en EMU-schuld

Uit onderstaande tabel blijkt dat zowel de gevestigde schuld als de EMU-schuld gedurende 2023 zijn toegenomen, dit met respectievelijk 122 en 102 miljoen euro.

Tabel 1: Verloopoverzicht bruto gevestigde schuld en EMU-schuld over 2023

x € 1.000.000

Soort

Restant hoofdsom
per eind 2022

Betaalde aflossingen

Nieuw
opgenomen of hergefinancierd

Restant hoofdsom
per eind 2023

Onderhandse leningen

380,0

55,0

260,0

585,0

Renteswaps (derivaten)

283,0

5,0

0,0

278,0

Subtotaal BBV-categorie onderhandse leningen van binnenlandse banken

663,0

60,0

260,0

863,0

Medium Term Notes (MTN’s; BBV-categorie obligaties)

171,0

10,0

0,0

161,0

Subtotaal langlopende leningen

834,0

70,0

260,0

1.024,0

Kortlopende leningen

80,0

80,0

12,0

12,0

Bruto gevestigde schuld

914,0

150,0

272,0

1.036,0

Waarvan opgenomen van mede-overheden

20,0

20,0

40,0

40,0

EMU-schuld

894,0

130,0

232,0

996,0

Met betrekking tot bovenstaande leningenportefeuille zijn de volgende zaken relevant:

  • Gedurende 2023 hebben twee financieringsrondes plaatsgevonden:
    • Eind juni 2023 is een lening van 60 miljoen euro aangetrokken.
    • Eind augustus 2023 zijn enkele leningen voor een totaalbedrag aan 200 miljoen euro aangetrokken.   
  • In het najaar van 2023 liepen contractueel drie onderhandse leningen en één MTN voor in totaal 65 miljoen euro af. De herfinanciering hiervan zit begrepen in de hiervoor genoemde post van 200 miljoen euro.
  • Op derivaten is in 2023 5 miljoen euro afgelost.
  • Voor een volledige specificatie conform BBV-voorschriften van de derivatenportefeuille en de daaraan verbonden relevante contractbepalingen verwijzen wij u naar de toelichting op de balans.

Netto schuld

De opbouw en het verloop van de netto schuld over 2023 kan als volgt worden weergegeven:

Tabel 2: Verloopoverzicht netto schuld over 2023

 x € 1.000.000  

Soort

Conform BBV- artikel

Balans zijde

Stand per eind 2022

Stand per eind 2023

Mutatie 2023

Bruto gevestigde schuld:

·        Vaste schuld

46

C

834,0

1.024,0

·        Vlottende schuld

48

C

80,0

12,0

Subtotaal bruto gevestigde schuld

914,0

1.036,0

122,0 

Overige vaste schulden

46

C

12,3

11,5

Overige vlottende schulden

48

C

58,1

47,2

Overlopende passiva

49

C

288,8

415,6

Subtotaal schulden (A)

1.273,2

1.510,3

237,1

Minus:

Uitzettingen >1jr Schatkist

36 lid d

D

0,0

0,0

Overige uitzettingen >1jr

36 lid f

D

0,2

0,2

Uitzettingen <1jr

39

D

144,0

157,0

Liquide middelen

40

D

21,2

5,1

Overlopende activa

40a

D

61,3

87,1

Subtotaal financiële activa en overige vorderingen (B)

226,7

249,4

22,7

Netto schuld (A – B)

1.046,5

1.260,9

214,4

Uit deze tabel blijkt dat de netto schuld over 2023 met bijna 214 miljoen euro is toegenomen.
Voor nadere info over bovenstaande de mutaties wordt verwezen naar de Toelichting op de balans.

Interne schuldnormering

Om de houdbaarheid van de gemeentefinanciën ook op de lange termijn te borgen, beheersen we de schuld aan de hand van interne schuldnormeringen. In onderlinge samenhang geven deze een goed zicht op de schuldpositie en schuldontwikkeling. Daarnaast is in het Coalitieakkoord 2022-2026 afgesproken dat de netto schuldquote niet hoger mag zijn dan 130%, dit in lijn met de signaleringswaarde zoals bepaald in het Gemeenschappelijk Toezichtskader. Dit leidt tot het volgende beeld over 2023:

Tabel 3: Schuldnormering 2023

x € 1.000.000

Kengetal

Eenheid

Norm

Raming cf. PB2023

Realisatie

1. Netto schuldquote =

            Netto schuld

1.355,5

1.260,9

            Baten voor bestemming (1)

1.694,6

1.816,2

            Netto schuldquote

%

130%

80,0%

69,4%

2. Interne renterisiconorm =

Totaalbedrag aan netto aflossingen en renteherzieningen niet hoger dan 10%                                                                                               van de leningenportefeuille (2)

miljoen euro

83,4

70,0

70,0

3. Netto rentelasten =

Netto rentelasten niet hoger dan 4% van de exploitatielasten

%

4,0%

1,2%

1,3%

4. EMU-referentiewaarde =

EMU-saldo niet negatiever dan EMU-    referentiewaarde (3) (4)

miljoen euro

-62,2

-175,5

-211,6

(1) Ramingskolom conform nominale begroting 2023.
(2) Norm op basis van de werkelijke restantschuld van de langlopende leningenportefeuille per begin 2023, te weten 834 miljoen euro.
(3) Minteken = (geraamd) tekort; normwaarde conform Septembercirculaire Gemeentefonds 2022. In de Programmabegroting 2023 was nog uitgegaan van een geschat normbedrag van -59,4 miljoen euro.
(4) Conform BBV-richtlijnen is het gerealiseerde EMU-saldo elders in dit jaarverslag apart gespecificeerd.

Toelichting op de netto schuldquote:
Per eind 2023 is de netto schuldquote uitgekomen op 69,4%. Dat is bijna 10,5 procentpunt lager dan voorzien bij de Programmabegroting 2023. Puur als quote bezien kan dit geduid worden als een gunstige uitkomst, omdat de toename van de netto schuld daarmee is achtergebleven. Daardoor is er meer investeringsruimte beschikbaar voordat de signaleringswaarde van 130% bereikt wordt zoals opgenomen in het Gemeenschappelijk Toezichtkader.

Toelichting op het EMU-saldo:
Jaarlijks stelt het rijk het totaalbedrag vast dat decentrale overheden (gemeenten, provincies en waterschappen) gezamenlijk maximaal als EMU-tekort zouden mogen hebben, de zogenoemde macronorm. Voor 2023 was deze vastgesteld op circa 3,98 miljard euro. Naar rato van begrotingstotalen is door het rijk vervolgens berekend hoeveel dat per gemeente, provincie of waterschap zou mogen zijn. Dit wordt een referentiewaarde genoemd. Voor Utrecht bedroeg die voor 2023 62,2 miljoen euro. Dit is per overheidsentiteit dus een richtwaarde en geen harde norm (1).  
Voor zichzelf heeft de gemeente die referentiewaarde echter als wel norm bepaald.

Het EMU-saldo over 2023 is in werkelijkheid uitgekomen op een tekort van 211,6 miljoen euro. Dat tekort is circa 36 miljoen euro nadeliger uitgekomen dan geraamd bij de Programmabegroting. Dit verschil is veroorzaakt door:

  • een hoger uitgevallen negatief saldo van baten en lasten voor bestemming (48 miljoen euro nadelig)
  • hogere investeringsuitgaven (5 miljoen euro nadelig)
  • een lagere voorraadpositie aan bouwgronden (2) (40 miljoen euro voordelig)
  • per saldo lagere onttrekking aan voorzieningen (23 miljoen nadelig)

(1) Dit kan alleen tot consequenties leiden indien bovengenoemde macronorm (dus van alle decentrale overheden gezamenlijk) wordt overschreden. In dat geval kan op grond van de Wet houdbare overheidsfinanciën een korting c.q. correctie op de Algemene Uitkering worden doorgevoerd. Overschrijding van een eigen referentiewaarde heeft dus geen directe consequenties.
(2) De toename van de voorraad bouwgronden was bij de begroting voorzien op 74 miljoen euro, maar is uitgekomen op 34 miljoen. Dat betekent een lagere investeringsuitgaven en dat werkt gunstig voor het EMU-saldo.

Interne rente

De gemeente Utrecht past een renteomslagmethodiek toe. Daarbij worden aan investeringen de gemiddelde rentekosten toegerekend die voortvloeien uit de opgenomen geldleningen en/of eigen middelen waarmee deze zijn gefinancierd. Met ingang van 2022 is het interne omslagpercentage vastgesteld op 1,5%. In onderstaande tabel vertoont de ramingskolom een incidentele afwijking op de post e, de aan taakvelden toe te rekenen rente. Door een nog onvolledig doorgevoerde begrotingswijziging geeft deze een te hoog bedrag aan. De afwijking bedraagt circa 6,9 miljoen euro. Bij een eerstkomende technische begrotingswijziging in 2024 zal dit worden opgelost.
Het saldo tussen de netto werkelijke rentelasten enerzijds en de aan activa toegerekende omslagrente wordt aangeduid als renteresultaat. Op grond van het BBV mag dit renteresultaat niet meer bedragen dan 25% van de aan taakvelden toe te rekenen rente. Het werkelijke rentresultaat over 2023 is uitgekomen op 2,4% en bleef daarmee ruim binnen deze limiet.

Tabel 4: Financieringsresultaat 2023

x € 1.000

Omschrijving

Raming 2023

Uitkomst 2023

Afwijking

a

Externe rentelasten lange en korte financiering

23.582 

24.221

-639

b

Externe rentebaten

127 

436

309

Saldo externe rentebaten en -lasten

23.455

23.785

-330

c1

Rente die aan de grondexploitatie moet worden toegerekend

-1.196

-813

-383

c2

Rente van projectfinanciering die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend

0

c3

Rentebaat van doorverstrekte leningen indien daar een specifieke lening voor is aangetrokken die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend

0

Aan taakvelden toe te rekenen externe rente

22.259

22.972

-713

d1

Rente over eigen vermogen

4.052

4.206

-154

d2

Rente over voorzieningen

1.050

0

1.050

Totaal aan taakvelden toe te rekenen rente

27.361

27.178

183

e

De aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag)

34.877

27.818

-7.059

Renteresultaat op het taakveld Treasury

7.516

640

-6.876

 

Deze pagina is gebouwd op 06/18/2024 10:32:04 met de export van 06/18/2024 10:16:53